In dit boek zijn in de eerste hoofdstukken een aantal zeer unieke verhalen beschreven over Marechaussee Joannes Drese, die al vrij vroeg in de geschiedenis van de Koninklijke Marechaussee in dienst geweest is en de beginjaren van Nederlands oudste militaire-politiedienst; met hierbij een korte beschrijving:

Omstreeks 1818 toen de marechaussee enigszins begon te verwezenlijken in de provincie Noord Brabant, bestond de marechaussee nauwelijks uit een handjevol brigades en manschappen en de toelatingseisen waren hoofdzakelijk dat men sterk en goed gezond was; van onbesproken gedrag en behoorlijk kon lezen en schrijven.

De marechaussee had in die tijd trouwens nog vrij veel moeite met het werven van nieuwe rekruten, gezien men zich namelijk op eigen kosten moest kunnen uitrusten of een soort “borgsom” betalen in het uitrusting en reserve-fonds
van f 150,00; hetgeen een enorm bedrag was voor die tijd.

De marechaussee gaf echter wel voorkeur aan jongemannen die al in “Nederlandsche Dienst” geweest waren, zolang die inmiddels niet gehuwd waren; want bij een marechaussee die huwelijksplannen had, werd het leven doorgaans heel erg moeilijk gemaakt. Dit had hoofdzakelijk te maken dat er bijna geen plaats was in de kazernes voor gehuwde marechaussees; vooral als men bedenkt dat een kazerne destijds vaak alleen bestond uit een woonhuis, dat naar onze begrippen eigenlijk heel erg klein was en waar op z’n minst vijf marechaussees ondergebracht moesten worden; dan is het enigszins begrijpelijk dat voor gehuwden bijna geen plaats was; mede ook omdat men in die tijd zeer kinderrijke gezinnen kreeg, hetgeen natuurlijk helemaal een ondoenlijke zaak zou worden.

De kazernering van de marechaussee in de 19e eeuw had hoofdzakelijk tot
doel dat men ten alle tijde paraat moest zijn in geval van rellen en oproer en de afstanden die destijds te paard of te voet afgelegd moesten worden. Zo schatte de marechaussee in 1847 de afstanden per uur van de brigade Megen, Noord Brabant, hetgeen destijds een brigade Marechaussee te voet was, naar bijvoorbeeld Ravenstein op 2 uur, Deursen ca. 1 1/4 uur, Dieden/Dedem ca 1 uur, Oijen/Taefele 2 uur, Herpen 2 uur, Huisseling 2 uur, Berghem 1 1/4 uur.

De brigade Megen, waar Marechaussee Joannes Drese gestationeerd was tussen 1845 en 1850, bestond uit een Wachtmeester en drie Marechaussees
 te voet.

Een grotere brigade, zoals de brigade Grave, Noord Brabant, bestond daarentegen uit een 2e Luitenant, vier Marechaussees te paard en twee Marechaussees te voet, die acht gemeentes onder haar bewaking had met oa Escharen, Velp, Gassel, Beers, Linden, Mill, St. Hubert en Zeeland.

De patrouilles bestonden altijd uit twee marechaussees en in sommige gevallen ging men ook op pad met de veldwachter; vooral als na sluitingstijd van tapperijen en herbergen er geen gehoor aan gegeven werd deze gelagen te verlaten en zodoende proces-verbaal opgemaakt moest worden en men beboet werd vanwege “in gelag verblijven na gezette tijd”.

Uiteraard is de taak van de hedendaagse marechaussee bijna niet meer te herkennen of vergelijken met de diensten in deze prille begindagen, maar het principe van de diensten zijn nog steeds hetzelfde als in het Koninklijk Besluit van 1814 van Koning Willem I, een “Korps Marechaussee” op te richten, met als doel “de orde te handhaven, de uitvoering der wetten te verzekeren en te waken voor de veiligheid van de grenzen en de grote wegen”.

Australië oktober 2017.
(tekst Anneke Drese)

https://www.boekenbestellen.nl/boek/een-brabantse-geschiedenis-deel-i/9789463451833

 

 

 

 

Laat uw  "marechausseesporen" niet verloren gaan. Deel deze met anderen.   Mail ons.