Limburg I Noord- Brabant I Zeeland I Utrecht I Zuid-Holland I Noord-Holland I Gelderland I Overijssel I Drenthe I Friesland I Groningen I Buitenland |
---|
|
In juni 1950 werd Zuid Korea aangevallen door Noord Korea en in dat conflict koos de Ver. Staten de zijde van Zuid Korea en China nam het op voor Noord Korea. Door een besluit van de Veiligheidsraad was het mogelijk dat de Verenigde Naties gewapenderhand konden gaan ingrijpen. Uiteindelijk zouden 16 nationaliteiten aan de zijde van Zuid Korea aan een oorlog deelnemen die ongeveer drie jaren duurde totdat op 27 juli 1953 een wapenstilstand van kracht werd die tot heden nog steeds gehandhaafd wordt. Aan de Nederlandse regering werd in 1950 verzocht om door het zenden van militairen aan de strijd te gaan deelnemen en hoewel er aanvankelijk in Den Haag weinig animo was - de strijd in Indonesië was nog maar net achter de rug - kwam men toch tot het besluit om een infanteriebataljon van ruim 700 man naar Korea te sturen. De uitzending zou alleen op basis van vrijwilligheid plaats vinden. Er was kennelijk veel animo want er meldden zich ruim 1600 man aan in augustus 1950. Vele honderden kwamen op hun aanmelding terug, terwijl honderden anderen niet aan de uitzendvoorwaarden bleken te voldoen.De eerste 636 vrijwilligers vertrokken in de laatste week van oktober 1950 en arriveerden eind november op het Koreaanse strijdtoneel. Uiteindelijk zouden in de periode 1950-1954 4.734 Nederlandse militairen van de Kon. Landmacht naar Korea uitgezonden worden. In totaal hebben 124 militairen hun leven verloren en werden ruim 450 Korea-vrijwilligers gewond.Het oppercommando in Korea berustte natuurlijk bij de Amerikanen. Het Nederlandse bataljon, maar ook vrijwel alle andere VN- detachementen werden bij Amerikaanse onderdelen ingedeeld. De Nederlanders werden ingedeeld bij het 38th Infantry Regiment van de 2nd US Infantry Division. Deze divsie had als motto : 'Second tot None' en droeg het Indianhead-embleem. Bij de 2nd US Infantry Division waren naast het 38th Regiment Infantry ook de 9th Regiment Infantry (waarbij een Thais bataljon werd ingedeeld) en de 23rd Regiment Infantry . (waar een Frans bataljon deel van uitmaakte).Tijdens het laatste halfjaar van de Korea-oorlog laaide de strijd weer op. Beide partijen deden hun uiterste best met militaire successen hun positie aan de onderhandelingstafel te versterken. Het Nederlands bataljon moest eind maart aan de westoever van de Samichon-rivier (Nudea-vallei) enkele felle Chinese aanvallen afslaan.Tijdens deze aanvallen wist het bataljon met slechts lichte verliezen aan eigen zijde meer dan 300 Chinezen te doden. Na een periode in tweede lijn trokken de Nederlanders op 14 juli 1953 voor hun laatste gevechten opnieuw naar de IJzeren Driehoek. De laatste Nederlandse sl achtoffers vielen triest genoeg één dag voor de wapenstilstand van 27 juli 1953. Een patrouille van twaalf man liep in een hinderlaag en werd onder vuur genomen. De toegesnelde hulp kwam voor vijf man te laat.Na de wapenstilstand behield het bataljon nog tot 30 september 1954 een operationele taak en bezette stellingen tussen Kumwha en Chorwon. Als een van de laatste VN-eenheden vertrok het bataljon in november 1954 uit Korea. Voor de vele acties tijdens de Korea-oorlog werd het bataljon door de president van Zuid-Korea onderscheiden met de Presidential Unit Citation. Hoewel de Nederlandse inzet in Korea snel in de vergetelheid raakte, betekende dit niet dat de Korea-veteranen helemaal geen aandacht meer kregen. De toekenning van Nederlandse onderscheidingen, de onthulling van het Nederlandse Korea-monument in 1959 en de tijdens bijzondere herdenkingsjaren oplevende aandacht zijn hiervan voorbeelden. De Korea-veteranen koesteren bovendien de grote waardering die zij zowel toen ruim 160 dapperheidsonderscheidingen als in de decennia daarna van Amerikaanse en Zuid-Koreaanse zijde hebben ondervonden, onder meer in de vorm van een indrukwekkend Zuid-Koreaans monument ter nagedachtenis aan de gesneuvelde Nederlanders dat in 1975 op de weg tussen Hoengsong en Wonju verrees. (Foto Korea monument te Roosendaal) Een persoonlijke notitie van mij, Kees Kortlever, is dat onder de meer dan 3400 vrijwilligers die in het Nederlandse bataljon dienden ook de Koninklijke Marechaussee niet ontbrak. Meerdere militairen van ons Wapen streden als infanterist in het Nederlands bataljon, onder wie Wachtmeester G.J. van Genderen. Deze werd voor zijn optreden onderscheiden met het Bronzen Kruis. Hij fungeerde geruime tijd als compagnies sergeant-majoor bij de C-Compagnie. (foto korea monument Schaarsbergen) De
oorlogshandelingen van de Koninklijke Marine. De inzet van de Koninklijke Marechaussee in Korea. 18 mei 2009. Zagen we dat de Koninklijke Marine reeds in de zomer van 1950 deelnam aan operaties tegen Noord-Koreaanse en Chinese strijdkrachten en dat het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN) als infanterie-eenheid in december 1950 aan de Koreaanse oorlog ging deelnemen, de daadwerkelijke inzet van het Wapen der Koninklijke Marechaussee zou eerst in een later stadium plaatsvinden. Bij de eerste vrijwilligers van het NDVN waren al enkele marechaussees als regulier infanterist naar Korea vertrokken. De Nederlandse regering vond het in eerste aanleg niet nodig om een marechaussee-brigade naar Korea te zenden en terplaatse werd volstaan met een zogenaamde bataljonspolitie. De sterkte van die bataljonspolitie bedroeg slechts vier man en men miste bovendien de noodzakelijke ervaring op politiegebied. Met name de derde bataljonscommandant, luitenant-kolonel G.H. Christan drong aan op het inzetten van een marechaussee-eenheid en op verzoek van de Generale Staf werd uiteindelijk op 26 februari 1952 een brigade naar Korea gezonden om daar de militaire politiedienst voor het NDVN te gaan verzorgen.De Brigade Koninklijke Marechaussee Korea te Velde, zoals de officiële naam luidde, bestond uit een opperwachtmeester als brigade-commandant, een wachtmeester en vier marechaussee 1e klas. In Korea werden nog twee Zuid-Koreaanse onderofficieren aan de brigade toegevoegd die dienst deden als tolk en bovendien onmisbaar waren vanwege kun kennis van land en volk. Overste Christan heette de brigade hartelijk welkom en maakte duidelijk dat de brigadecommandant geen andere opdrachten dan die van hem mocht aannemen. Tevens droeg de bataljonscommandant de volgende taken op: - Regelen en controle van het verkeer - Escorteren van krijgsgevangenen - Controleren op eventuele achterblijvers - Controleren op vluchtelingen - Assistentie bij de beveiliging van stafkwartieren - In beslag nemen van vuurwapens in bezit van de burgerbevolking - Tegengaan van diefstal en plundering - Voorkomen van strafbare feiten door Nederlandse militairen en het doen van onderzoek naar gepleegde strafbare feiten - Verschaffen van inlichtingen met betrekking tot de locatie van legeronderdelen - In het algemeen toezicht houden op tenue en gedrag van Nederlandse militairen. Met name dit laatste punt gold voornamelijk als het bataljon niet in de eerste lijn gelegerd was maar op reserve in het achtergelegen gebied, de zgn. 'rear' De komst van de marechausseebrigade zal, mogen we aannemen, de zorg van de bataljonscommandant hebben weggenomen. Aangezien de marechaussees, in tegenstelling tot de (weinige) rechtsgeleerde officieren van het bataljon, niet op de organieke sterkte drukten, bespaarde de brigade het bataljon mankracht en tijd. Hun inzet bracht vooral specifieke kennis van het militaire straf- en tuchtrecht alsmede politie-ervaring. Na een reis van circa zes weken meerde de "Felix Roussel" aan in Yokohama en werd ons detachement met militaire bussen vervoerd naar Camp Drake (een Amerikaans legerkamp in Tokyo). In dat kamp verbleven we enkele dagen alvorens in de havenstad Sasebo ingescheept te worden op een Amerikaans troepentransportschip dat ons naar Korea zou brengen. Het verblijf op dit troepentransportschip was heel wat minder aangenaam dan onze reis op de "Felix Roussel", omdat een troepentransportschip nu eenmaal minder luxe kent dan een schip dat ingericht is om betalende passagiers te vervoeren.
Omdat de reis relatief kort zou
duren waren er zoveel mogelijk militairen ingescheept.
Als je bv. ergens aan dek wilde gaan zitten was het soms
een hele toer om een zitplaats te vinden. Amerikaanse
schepen zijn 'drooggelegd', dat wil zeggen dat er geen
alcoholhoudende dranken verkocht werden, wel stonden er
hier en daar frisdrankautomaten, waaruit je met speciale
munten blikjes cola kon halen. Om aan die munten te
komen moest je in een heel lange rij staan en mij
overkwam het dat ik na lang wachten enkele munten
bemachtigd had en dat ik, bij de frisdrankautomaat
aangekomen, bemerkte dat hij leeg was. Pas de volgende
dag kon ik genieten van een lekkere koude cola. Ook de
maaltijden moesten in hoog tempo verorberd worden. Je
kreeg je ontbijt, lunch of diner op een metalen bord met
vakverdeling, ging daarmee naar een hoge metalen tafel
waaraan staande gegeten moest worden. Al etend schoof je
naar het einde van die tafel, waar een Amerikaanse
matroos je bord - leeg of niet - inpikte en eventuele
resten in een container mikte. Op je gemak dineren was
er bij de Yanks niet bij. In de avond werd er aan dek
een speelfilm gedraaid, maar om maar iets van die film
te zien moest je wel ruim een uur van tevoren een
plaatsje opzoeken. Na een reis van twee dagen lagen we voor de Zuid-Koreaanse kust en werden we met landingsboten naar de wal gevaren. Het bleek dat we in Inchon beland waren. Vandaar werden we met een trein die betere dagen gekend had in Noordelijke richting vervoerd. Even na middernacht, op 26 juli 1953, stopte de trein en werden we verder met vrachtauto's naar ons onderdeel vervoerd. Nadat we de trein verlaten hadden werden we in het nachtelijk duister begroet door de Brigadecommandant, Owmr. G.H. Delahaye. Brigade Korea te velde. Brug over de Amdea River sept.1953. Ik meen me te herinneren dat ons toen verteld werd dat aan het eind van die dag om 22.00 uur een 'cease fire' (wapenstilstand) zou ingaan. Op het moment van aankomst was daar nog niet veel van te merken, omdat duidelijk hoorbaar was dat er nog strijd gevoerd werd. Over en weer vonden die nacht artillerie-bombardementen plaats en het was ook in die nacht dat een patrouille van het N.D.V.N. in een Chinese hinderlaag liep, met als gevolg vijf doden (onder wie de patrouillecommandant, 2e Lt. H.Douna) en twee vermisten.
Het feit dat er in de laatste nacht voor de
wapenstilstand nog vijf doden te betreuren waren maakte
veel indruk op de militairen van het N.D.V.N. Met name
het sneuvelen van soldaat 1e klas Marius Hampel, een
19-jarige Hagenaar, sloeg in als een bom. Hampel had
zich vrijwillig opgegeven voor deze patrouille en zou
enkele dagen terugkeren naar Nederland.
Gebruikelijk was dat de
lichtere gevallen in Korea bleven en daar werden
'opgelapt', maar dat de zwaargewonden per vliegtuig naar
Japen gevlogen werden om in Tokyo in een militair
hospitaal verder verpleegd te worden. In de meeste
gevallen werden deze gewonden naar hun eigen land
vervoerd als hun toestand dat toeliet. (fotoalbum van Kees Kortlever) Toen ik in Den Haag een nieuwe
PSU in ontvangst nam (iedere vrijwilliger kreeg een
splinternieuwe uitrusting) adviseerde de fourier mij om
die nieuwe uniformen en overjas thuis te bewaren en met
de uniformen die ik als beroepsmarechaussee bezat en al
geruime tijd gedragen had naar Korea te reizen. Korea 1953. Voor "het brigadebureau". (fotoarchief van Kees Kortlever) Bij aankomst in Korea moest men nl. de Nederlandse uniformen op een hoop gooien en kreeg men Amerikaanse legeruniformen. Dit bleek te kloppen en tijdens de diensttijd in Korea was het Nederlands bataljon in Amerikaanse uniformen gekleed, Het enige waaraan de Nederlanders te herkennen waren was de khaki baret met het 'Van Heutsz-embleem'en in enkele gevallen de groene baret van de Commando's of de rode baret van de parachutisten. En natuurlijk droegen wij als marechaussees onze blauwe baret. De nestel droegen wij alleen bij speciale gelegenheden. Korea 1954. Marechaussee Cees Kortlever achter de schrijfmachine. (fotoarchief van Kees Kortlever) Degenen die een rang bekleedden
droegen Amerikaanse distinctieven, hetgeen in de
praktijk gemakkelijk was in de kontakten met onze
Amerikaanse collega's. Er was echter een probleem, het
Amerikaanse leger kent de rang van korporaal 1e
klas/marechaussee 1e klas niet, maar daar werd het
volgende opgevonden. Men nam de distinctieven van een
een sergeant (drie chevrons met de punt naar boven en
onder de onderste chevron een neerwaartse boog) en
knipte de bovenste chevron er af. Als marechaussee 1e
klas droeg ik dus twee chevrons met een neerwaartse boog
en ik heb heel vaak aan Amerikaanse militairen uit
moeten leggen welke rang ik bekleedde. Vaak werd je
begroet met 'Hi Sarge'. Het NDVN deed dienst met
Amerikaanse bewapening en wij als marechaussees bezaten
een pistool met 11 mm patronen en een karabijn M1.Anders
dan in Nederland was er net zoveel munitie als je maar
hebben wilde en hoefde je niet voor de ontvangst ervan
te tekenen. 1954. Bij de oliekachel in Korea. (fotoarchief van Kees Kortlever)
Vervolgverslag
van mijn diensttijd bij de Brigade Koninklijke
Marechaussee te Velde in Korea. Ik heb destijds geen
dagboek bijgehouden en moet dus afgaan op datgene wat er
in mijn geheugen is opgeslagen.
"Na terugkeer van R & R-verlof in Tokyo (R & R = Rest and Recreation) kwamen we weer terug in het winterse klimaat van Korea in de wetenschap dat we daar nog ongeveer vier maanden moesten dienen. En zo lang de winterkou aan hield was dat geen pretje. Zo herinner ik me dat we gedurende enige weken een 'check-point' moesten bezetten in de omgeving van het bataillonsvak gedurende de nachtelijke uren. De opdracht was om het passerende militair verkeer te controleren. En daar stond je als marechaussee vergezeld van een der Koreaanse onderofficieren, de hele nacht op een doodstille weg waar nauwelijks militair verkeer reed. Zo'n nacht in de vrieskou met een Koreaanse collega die slechts een beperkte kennis van de Engelse taal had duurde wel heel erg lang. Als je in de vroege morgenuren bij de legeringstent terugkeerde was je totaal verstijfd en moest je een tijd bij de oliekachel ontdooien alvorens je verder te ontkleden en in je slaapzak te duiken. Beter dan het bemannen van zo'n checkpoint was het lopen van een patrouille want zolang je in het geaccidenteerde terrein in beweging was had je veel minder last van de kou.vlnr. Een Thaise militair, marech.1e kl Tom Rijke, twee Franse onderofficieren, wachtmeester 1e kl.Jaap van der Hoorn en (knielend) marech.1e kl. Kees Kortlever en een Etiopische militair.
Nog
plezieriger was het om af en toe per jeep ( heel luxe,
voorzien van een heater) naar de Rear in Yong Dong Po,
vlak bij de hoofdstad Seoul te gaan. In die Rear, een
soort landhuis met grote tuin, kon je de nacht
doorbrengen in een kamer en de maaltijden gebruiken in
een eetzaal, een heel verschil met onze behuizing in
tenten in de buurt van de demarcatielijn. Het commando
over die Rear berustte bij een kapitein die de groene
baret van het Korps Commandotroepen droeg maar zich liet
aanspreken als ritmeester. "De met streng arrest gestraften moesten hun straf uitzitten bij onze brigade. Daartoe was er een met prikkeldraad omheinde ruimte gemaakt waarin een aantal 'pup-tentjes' stonden voor de eventuele gestraften. Dat arrestantenverblijf had bij het bataillon de bijnaam 'Het Monkeyhouse'. Veel bewoners had het Monkeyhouse meestal niet, Toch kwam het ook wel voor dat er militairen in arrest gesteld werden in afwachting van afhandeling door de krijgsraad. Degenen die in voorlopig arrest gesteld waren werden niet in het Monkeyhouse opgesloten maar overgeplaatst naar de 2nd Division Stockade. Als er Nederlandse arrestanten waren werd er een marechaussee gedetacheerd bij deze stockade, eveneens een door palen en prikkeldraad omheinde ruimte beheerd door een groep Amerikaanse MP's. Het commando berustte bij een 2e luitenant, bijgestaan door een sergeant 1e kl. en een aantal korporaals en soldaten. In het voorjaar van 1954 werd ik bij deze groep gedetacheerd om leiding te geven aan de Nederlandse arrestanten. Ik heb daar enkele weken gewerkt en dat was toch wel een interessante ervaring. De arrestanten moesten werkzaamheden verrichten, zoals corveediensten. Ook werden ze ingezet om het nabijgelegen Hoofdkwartier van de 2e Divisie wat op te fleuren. Ze moesten bv. tussen de tenten paden aanleggen afgezet met witte steentjes. Die witte steentjes werden gemaakt door rotsblokken met mokers te bewerken en de aldus verkregen steentjes wit te verven, een bezigheid waar nooit een einde aan kwam. " Geleidelijk aan begon het voorjaar zijn intrede te doen en werd de temperatuur een stuk aangenamer. In mei 1954 werd in het veel zuidelijker gelegen Pusan (die stad heet nu Busan)een internationale dodenherdenking georganiseerd bij het grote militaire ere-kerkhof waar de gesneuvelden van meerdere nationaliteiten begraven liggen. Als vertegenwoordigers van het NDVN wees de bataljonscommandant wachtmeester 1e kl. J. van der Hoorn en de marechaussees 1e kl. C.J. Kortlever en Th. A. Rijke aan, waarbij de laatste de funktie kreeg van vlaggendrager. De batal jonsvlag bestond uit de Nederlandse driekleur met daaraan bevestigd de aan het NDVN toegekende onderscheidingen (unit citations) van de President der Verenigde Staten van Amerika en van de President van Zuid-Korea.Een aantal Nederlandse graven. Pusan heet tegenwoordig Busan. Eerst reden we naar Seoul en van daaruit vertrok er een militaire trein naar Pusan. Deze trein met slaapgelegenheid vertrok in de avonduren en deed er vrijwel de gehele nacht over om in de morgenuren van de volgende dag in Pusan het einddoel te bereiken. In Pusan werden we tijdelijk gehuisvest in barakken samen met de afvaardigingen van circa 16 naties. De voertaal was uiteraard Engels. In de middaguren werd er geoefend voor de plechtigheid die de volgende dag zou plaats vinden. De volgende dag werden we al tijdig gewekt om op tijd klaar te staan voor de herdenking die enkele uren in beslag nam. Het was een indrukwekkende herdenking met de vlaggen van de deelnemende naties als een kleurige erehaag. Het was daar dat ik voor het eerst de talloze kruisen met namen van de gesneuvelde militairen zag, het moeten er duizenden zijn geweest. De kruisen werden soms afgewisseld door de davidster als het een joodse militair betrof. Bij het vak van de gesneuvelde Turken was de Halve Maan aangebracht i.p.v. een kruis. Natuurlijk ging onze aandacht vooral uit naar het vak waar de ruim 120 Nederlandse gesneuvelden hun laatste rustplaats vonden. Dezelfde avond reisden we weer met de nachttrein terug naar Seoul en melden we o ns weer terug bij de brigade.vlnr. 1e luitenant Miog, kapitein-dominee J.Moll, Milva-verpleegkundige Hoekveen, kapitein-arts Cost en marech. 1e kl. Kees Kortlever. Deze foto werd gemaakt in juni 1954 op de kade van Yokohama bij de aankomst van een Nederlands Aanvullingsdetachement. Van deze kade zou ik na enige dagen de thuisreis aanvaarden. Nu begon het einde van onze Koreatijd in zicht te komen en konden we ons gaan voorbereiden op de thuisreis. Aanvankelijk zouden wij (wachtmeester 1e kl. J. van der Hoorn en de marechaussees 1e kl. C.J. Kortlever. Th.A. Rijke en E. Westerduin) met het detachement waarmee een jaar tevoren in Korea gearriveerd waren naar Tokyo vertrekken om daarna vanuit Japan terug te reizen. De Bat.Cdt, luitenant-kolonel C. Knulst (RMWO) bepaalde echter dat twee in arrest gestelde militairen ook naar Nederland moesten terugkeren, maar dat zij onder begeleiding van twee marechaussees per vliegtuig naar Tokyo vervoerd dienden te worden en niet tegelijkertijd met het vertrekkend detachement per troepentransportschip van Korea naar Japan zouden reizen. Deze taak werd door de opperwachtmeester Toering opgedragen aan de marechaussees 1e kl. C.J. Kortlever en E. Westerduin. Reeds in de eerste week van juni 1954 vertrokken we, samen met de twee arrestanten vanuit Korea met een militair transportvliegtuig naar Tokyo. En dat betekende dat we nog ruim een week in Tokyo moesten wachten alvorens we ons bij het vertrekkend detachement zouden kunnen voegen. Voor Westerduin en mijn persoontje betekende dat een onverwacht extra verlof in Tokyo, een kamer in het Amerikaanse Camp Drake was snel geregeld maar toen zaten we nog wel met die twee arrestanten. Gelukkig was er in Tokyo een militaire gevangenis en daar hebben we beide arrestanten tijdelijk ondergebracht totdat we op 16 juni 1954 Japan zouden verlaten. Het hoeft geen betoog dat Westerduin en ik een plezierige tijd in Tokyo hebben doorgebracht tot het moment dat we ons weer bij het terugkerend detachement moesten voegen. Op 14 juni 1954 arriveerde het schip 'La Marseillaise' in de haven van Yokohama met aanboord een Nederlands aanvullingsdetachement, waaronder vijf marechaussee-collega's (wachtmeester 1e kl. L. Visch, wachtmeesters Groener en F. van Kampen en twee marechaussees waarvan ik me de namen niet meer herinner).
Met 'La
Marseillaise' vertrok ons detachement (inmiddels waren
wmr.Van der Hoorn en marech. Rijke ook in Tokyo) op 16
juni 1954 vanuit Yokohama naar Marseille. Natuurlijk
waren we onze twee arrestanten niet vergeten, terwijl er
nog een derde arrestant (een matroos van de Koninklijke
Marine) aan ons werd meegegeven. Nu wisten we nog van de
heenreis dat we niet minder dan zes buitenlandse havens
zouden aandoen en daar wilden we graag gaan passagieren.
Met de arrestanten werd een soort convenant gesloten. Zo
lang het schip buitengaats was behoefden ze niet in de
cel te verblijven en als wij, marechaussees, in vreemde
havens gingen passagieren konden zij mee de wal op, mits
zij op erewoord beloofden steeds bij ons in de buurt te
blijven. En daar hebben ze zich alle drie voorbeeldig
aan gehouden, waardoor ook zij konden genieten van de
bezoeken aan Manilla, Hongkong, Saigon, Singapore,
Colombo en Djbouti. Op 23 juli 1954 kwamen we aan in Marseille en reisden we per trein naar Roosendaal waar we de volgende dag in de namiddag arriveerden. Op het perron in Roosendaal werden we o.a. begroet door Distriktscommandant Bergen op Zoom, majoor De Vries Feijens. En die deelde namens de Auditeur-Militair bij de Krijgsraad te Velde mee dat de arrestanten uit arrest ontslagen waren en met verlof naar huis konden reizen. We lieten natuurlijk niets merken maar alle vier dachten we dat de Auditeur-Militair dat toch beter een week of zes eerder had kunnen bepalen. Want hoe je het ook keert of wendt, wij waren natuurlijk wel verantwoordelijk voor die drie arrestanten.
Om kort te
gaan, we kregen geld en vrij vervoer bij de Nederlandse
Spoorwegen gedurende een maand en er stonden bussen
klaar die ons naar onze woonplaatsen vervoerden. Op 24
juli 1954 in de avonduren was ik bij mijn ouders in
Delft en na een maand verlof meldde ik mij op mijn
'oude' brigade in Terneuzen. Daar zou ik niet lang meer
blijven. Tijdens mijn verlof kreeg ik een verzoek me te
melden bij de Staf van het Wapen in Den Haag en daar
kreeg ik te horen dat ik naar de eerstvolgende
wachtmeestercursus zou gaan, evenals mijn collega's W.
Elbers en E. Westerduin. Die cursus begon reeds op 3
september 1954 en die dag begon er in Apeldoorn weer een
heel ander leven. Zo vlak na Korea was dat best wel even
wennen !
4 oktober 1980 Reünie Koreagangers. |
Laat uw "marechausseesporen" niet verloren gaan. Deel deze met anderen. Mail ons. |